LANDSCAPES – De minoterie ingezoomd
Net naast de brug over de IJzer stonden vroeger de bloemmolens, of ook wel de ‘minoterie’ genoemd. Het gebouw vervulde eerst de functie van bietsuikerfabriek na de oprichting ervan door de gebroeders Van Hille in 1836. Het is de Diksmuidse ondernemer Eugène Devos-Quatannens die het gebouw na een tiental jaren leegstand in 1891 opkocht en omtoverde in een moderne stoommaalderij en -olieslagerij.
De Eerste Wereldoorlog maakte een einde aan de ontwikkeling van het bedrijf: het hoge bouwwerk werd een ‘must-have’ bij de strijdende partijen. De Duitsers veroverden het complex na de inname van Diksmuide op 10 november 1914 en bouwden het uit tot voorpost. Het hoge betondak was de ideale plaats voor observatie.
De Belgische-Franse linie op de linkeroever van de IJzer lag slechts 20 meter verderop. De Duitsers zaten dus gevaarlijk dichtbij. Hoewel de Belgische troepen er alles aan deden om de constructie te vernietigen, lukte dit maar gedeeltelijk.
De bloemmolens werden een bijna oninneembare bunker van waaruit mitrailleurs de Belgische en Franse troepen bestookten. Pas bij de bevrijding van Diksmuide op 29 september 1918 kwam er een einde aan het gevaar en viel de minoterie weer in Belgische handen. Na de Eerste Wereldoorlog waren enkel nog ruïnes te zien.
Toch hield het fronttoerisme de herinnering aan de site springlevend. In 1922 werd de minoterie als ‘site de guerre’ erkend door het Ministerie van Defensie, dat 5 jaar later ook eigenaar en uitbater werd van de toeristische site. Omdat het terrein hierdoor nu bescherming genoot, moest de wederopbouw van de bloemmolens op een andere locatie gebeuren. Dit gebeurde bij het kruispunt van de Handzamevaart en de IJzer, een nieuw complex dat er nog steeds staat.
De minoterie speelde ook na de Eerste Wereldoorlog nog een symbolische rol. Op de 11de IJzerbedevaart in 1930, het jaar waarin de eerste IJzertoren officieel werd ingehuldigd en België haar 100ste verjaardag vierde, hadden enkele bedevaarders het gemunt op de Belgische vlag, wapperend op de site van de minoterie. De aanleiding was een vliegtuigje dat anti-Vlaamse pamfletten en tricolore wimpels op de bedevaarders strooide. Het laag vliegende toestel cirkelde rond twee andere vliegtuigen van de VTB (Vlaamse Toeristenbond). Dit zorgde voor commotie en een heuse ‘stormloop’ ontstond. De Belgische vlag van de minoterie werd losgerukt, waarop twee gendarmes meteen ingrepen. Dit zorgde voor extra opschudding in de massa die nog eens drie Belgische vlaggen op de Grote Markt van Diksmuide wilde laten weghalen, maar dat gebeurde niet. De rijkswacht arresteerde enkele betogers en rellen werden neergedrukt.
Toch zou deze namiddag niet snel vergeten worden. In het verslagboek van 1930, uitgegeven door het bedevaartcomité, spraken ooggetuigen over de ‘wreedheid en lafhartigheid van de gendarmes’. Zes bedevaarders werden in de nasleep van de gebeurtenis beschuldigd van het afrukken van de Belgische vlag en van de smaad van de rijkswacht. Hoewel de rechtbank eerst strenge straffen tegen de beklaagden had uitgesproken, werden er vier van vrijgesproken. Twee bedevaarders kregen een gevangenisstraf van een maand en een paar dagen en betaalden een boete van 182 frank. Ook de piloten van het vliegtuigje moesten elk 350 frank betalen. De dualiteit tussen het militante Vlaams-nationalistische karakter en een internationaal pacifistische gedachte groeide.
In 1933 overwoog het comité om de minoterie op te kopen. Jan De Bondt, de bouwleider van de eerste IJzertoren, wilde via deze aankoop de IJzertoren en de minoterie verbinden, als een ‘symbool van broederlijkheid tusschen Duitschers en Vlaming’. Zo ver kwam het niet.
Na de Tweede Wereldoorlog bleef de weide achter de minoterie nog even dienst doen als kampeerplaats waar IJzerbedevaarders konden keuvelen rond het kampvuur. Al snel werd de oorspronkelijke site van de minoterie echter gesloopt. Hoewel die beschermd was, werd ze geleidelijk ontmanteld tussen 1951 en 1958. De site werd verkaveld en op de hoek kwam een hotel. Dit zorgde ervoor dat, in tegenstelling tot andere oorlogssites, zoals de Dodengang en Hill 62, deze ons collectief geheugen niet haalde.