Wanneer de dood uit de hemel kwam
Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, stond de luchtvaart in de kinderschoenen. Maar de oorlog stimuleerde de ontwikkeling ervan.
In het begin van de oorlog werden de vliegtuigen vooral ingezet voor verkenningsvluchten, maar het duurde niet lang vooraleer de vliegtuigen met allerhande wapens werden uitgerust. Later werden ze omgebouwd tot echte jachtvliegtuigen en evolueerden de man-tegen-mangevechten naar grootschalige confrontaties tussen groepen vliegtuigen.
De modernisering van de luchtvaart betekende ook de start van de luchtbombardementen. Aanvankelijk was dit nog heel primitief. Vaak gooide een piloot gewoon granaten of stalen pijlen naar beneden op de troepen van de tegenstrever. Mede dankzij verdere technische ontwikkelingen werden deze vliegtuigen echte bommenwerpers die ook in staat bleken om verdere strategische doelen te bereiken.
Behalve vliegtuigen werden ook waarnemingsballonnen de lucht ingelaten om zo een beter zicht te krijgen op bepaalde gebieden én om de positionering van vijandige troepen in kaart te brengen. Net door hun strategisch belang bij het verzamelen van informatie waren deze waarnemingsballonnen vaak het doelwit van jachtvliegtuigen. Voor piloten was een aanval op een dergelijke ballon echter een gevaarlijke onderneming, aangezien ze vanop de grond verdedigd werden door luchtafweergeschut.
In de tentoonstelling ‘Wanneer de dood uit de hemel kwam’ tonen wij de oorlogsvoering in de lucht aan de hand van vele objecten.